De zwarte variant op de cajunmuziek wordt zydeco genoemd. De grootse naam in dit uit Louisiana afkomstige genre is ongetwijfeld Clifton Chenier. Deze man speelde op de chromatische pianoklavier en vervormde de blues naar een stroming die nu zydeco genoemd wordt. Chenier was overigens niet de enige die aan de zydeco-weg timmerde. Zydeco is eigenlijk ontstaan door de invloed van diverse personen uit de creoolse bevolking.
Dat de accordeon en trekharmonika het middelpunt van deze stroming is, staat als een paal boven water. Een van de zydeco-vormgevers is ongetwijfeld Boozoo Chavis, die tevens voor een tweedeling in de zydecomuziek zorgde. Zo zijn er in de huidige scene twee stromingen zichtbaar: de aanhangers van Chenier met de pianoklavier, en de aanhangers van Chavis met de diatonische instrumenten.
Boozoo Chavis werd als Wilson Chavis in 1930 geboren in de buurt van Lake Charles. Hij bleef eigenlijk een persoon van de achtergrond. Niet noodgedwongen, maar meer omdat hij de platenbusiness wantrouwde. Ondanks dat is Chavis zijn harmonica’s altijd trouw gebleven.
In 1985 zorgde hij voor een verrassende comeback, en sinds die tijd is hij niet meer weg te denken uit de zydeco. Het kleine ronde mannetje is bij elke aangelegenheid van de Creoolse bevolking van de partij met zijn opmerkelijke begeleidingsgroep. Er zal gedanst worden, niemand mag stil blijven staan!
Boozoo Chavis toonde al op jonge leeftijd zijn slimheid. Als negenjarig jochie was hij de trotse bezitter van een mondharmonica. Maar hij wilde koste wat het kost een trekharmonika hebben. Hij ruilde zijn oude koe voor een jong kalf. Dit kalf ruilde hij voor een pony. De pony wist Boozoo weer te ruilen voor een paard. Het paard verkocht hij, en van dat geld kocht Boozoo zijn eerste trekharmonika. Hij speelde er zowat dag en nacht op en werd in zijn omgeving bekend door op allerlei feesten en partijen te spelen. Van begeleiders had Boozoo nog nooit gehoord. Zijn voeten rustten op een houten kist, en al trappelend werd deze als ritmeinstrument gebruikt.
In 1954, toen Boozoo 24 was, werd hij door de uit Texas afkomstige arbeider Eddie Shuler gevraagd om voor diens platenlabel Goldband enkele opnamen te maken. Boozoo zong en speelde eigenlijk altijd alleen en was het niet gewend om met andere muzikanten samen te spelen. Toch wilde Shuler om commerciële redenen een begeleidingsgroep erbij halen. Aanvankelijk dacht Shuler aan een cajunband, maar daar voelden die muzikanten niets voor. ‘It’s not cajun, they call it zydeco’, was de reactie van de cajunmuzikanten.
Shuler koos uiteindelijk voor een R&B-groep, The Chassie Ballou's Tempo Kings genaamd. De R&B-groep kreeg voor drie dagen studiowerk toen 250 dollars. In die drie dagen werd getracht om een goede versie van Paper in my shoe vast te leggen. Omdat Boozoo geen enkele ervaring met andere muzikanten had, ging het constant mis en werden de begeleiders erg ongeduldig.
Shuler dacht het probleem op te lossen door een fles whiskey te kopen. Het leek te werken want de muziek werd steeds beter. Shuler haalde nog meer whiskey bij en alles begon te lopen als een trein. Terugluisterend naar alle takes besloot Shuler de opnamen aanvankelijk toch maar niet te gebruiken. Hij kwam erop terug en wilde toch de single Paper in my shoe uitbrengen. Op de b-kant werd een rommelige Boozoo stomp gezet.
De beste track van Paper in my shoe werd echter ruw verstoord door een van zijn stoel vallende Boozoo die gewoon op de grond bleef doorspelen van dronkenschap. Shuler maakte een fade-out vlak voor de harde klap hoorbaar zou worden. Dit was de eerste keer dat men het geluid op de plaat liet uitsterven. Tot ieders verbazing werd Paper in my shoe een plaatselijke hit. Het ging zelfs zo goed met de single dat een landelijke platenmaatschappij het lied in heel Amerika uitbracht. Het werd uiteindelijk een zydecostandaard.
Het landelijke Imperial-label wilde na het succes opnieuw opnamen van Boozoo hebben voor een nieuwe single. Shuler moest Boozoo echter gaan zoeken, maar deze wilde niet opnieuw opnamen maken omdat hij nog steeds geen geld had ontvangen. Shuler hield vol dat hij ook nog niets van Imperial had ontvangen. Uiteindelijk ontving Shuler 700 Dollars van Imperial en gaf deze aan Boozoo. Maar ook daarna voelde Chavis er weinig voor om opnieuw naar de studio te komen. Uiteindelijk wilden zaalhouders Boozoo enkel boeken als deze een nieuwe single zou maken. Boozoo nam de hit Forty one days op met als b-kant Bye bye catin.
Maar deze keer leek Imperial geen interesse meer te hebben. Op een herhaaldelijk verzoek om de masters van Paper in my shoe te retourneren werd nooit gereageerd.
Boozoo voelde zich belazerd en had meer geld verwacht na al dat succes. Hij richtte zich weer full-time op het fokken van paarden. Zo af en toe nodigde Shuler hem uit om enkele opnamen te maken. Ook werd de huiskamer van Chavis voor een weekend ingericht als opnamestudio. Maar al deze opnamen bleven in beperkte kringen. Boozoo was een plaatselijke held, maar hield toch meer van zijn paarden.
Door een meningsverschil met Shuler heeft Boozoo Chavis van 1964 tot en met 1985 geen enkele opname meer gemaakt. Hij fokte paarden en was werkzaam als jockey en begeleider van andere jockey’s. Zo af en toe liet hij als muzikant nog van zich horen op kleine gebeurtenissen rond Lake Charles. De oudere mensen kenden hem als muzikant, maar de meesten wisten niet beter dan dat Boozoo een paardenman was. Door de opkomst van de zydecomuziek in de eerste helft van de jaren tachtig werd Boozoo meer en meer gevraagd. Hij werd zelfs full-time muzikant met een volwaardige begeleidingsband. Hij ging weer terug de studio in, maar nu zonder Shuler. Boozoo nam veel oud materiaal op, maar ook nieuwe songs. Het grootste deel uit zijn repertoire komt van eigen hand.
De muziek van Chavis kenmerkt zich door de loopjes op de trekharmonika’s. Hij laat de groep een bepaalde groove spelen, waarop hij zeer herkenbaar en inventief de harmonica laat klinken. De zang is nooit echt zijn sterke kant geweest. tekstueel gezien zitten zijn liederen vol herhalingen en is het simpel gehouden. De teksten zijn soms een beetje onverstaanbaar. Dit kan ook een bewuste keuze zijn, want Chavis houdt ervan om geen blad voor de mond te nemen.
Boozoo is tevens een Iiefhebber van dubbelzinnige teksten, wat wordt ondersteund door de merchandising: speciale Boozoo-onderbroeken. Boozoo Chavis heeft zijn vertrouwen in de platenmaatschappijen herwonnen en zit op het moment bij de juiste mensen.
In 1999 verscheen de meeste recente plaat, Who stole my monkey? genaamd. In zijn begeleidingsgroep The Magic Sounds spelen ook zijn zoons Charles en Rellis Chavis op respectievelijk frottoir en drums.
Chavis was voornamelijk met de zogenaamde cajunharmonica (Master Accordions) en de Hohner Corona’s te zien, maar tegenwoordig speelt de man ook op een Gabbanelli drierijer (zie het artikel over Wim Nagtegaal en zijn pooierbak in DN 58). Tijdens zijn roemruchte optredens draagt Boozoo een doorzichtig schort om zijn kleding te beschermen tegen de schurende randen van zijn instrumenten. Hij woont met zijn vrouw Leona in Lake Charles. Deze muzikant is altijd met een grote glimlach rond zijn mond te zien. Hij heeft duidelijk plezier in het leven, zijn zydeco-leven!
Hieronder enkele fragmenten van de CD ‘Zydeco Hee Haw’
Boozoo Chavis – Sonet, AAD, 87-90 CD, 6161437:
Naschrift: na het ter perse gaan van dit artikel in het Diatonisch Nieuwsblad, is het nieuws binnengekomen dat Boozoo Chavis op 6 mei dit jaar is overleden.