Slechts één keer kreeg een Europese band een ‘award’ van de Amerikaanse Cajun French Music Association. En nu heeft ook de in Den Haag opgerichte Cajun Company de prijs in de wacht gesleept. Violiste Pauline Groenendijk (35) vertelt.
Nee, nee. Het is meestal wel vrolijk en je kunt er ook op dansen, maar het is vooral muziek die uit je hart komt. Er zitten mooie stukken bij, maar het kan ook een hartverscheurende wals zijn. Over verloren liefdes, mislukte oogsten, over het leven van alledag.
Dat heeft te maken met de basis. Die ligt bij de volksliedjes van de Franse boeren die zich in de 17de eeuw in Nova Scotia, bij Canada, vestigden. Ze werden later verjaagd door de Engelsen en belandden in Louisiana. Daar was weer sprake van lerse en Afrikaanse invloeden, en van de blues.
Wij spelen de cajun uit de jaren ’20 en ’30. Met de oorspronkelijke bezetting een viool, gitaar, accordeon en triangel. En dan geen triangel uit een orkest, maar een zwaar instrument, van de tanden van een oude hooivork waarmee het ritme wordt aangegeven.
We hoorden het al in de lente. Pas speelden we in Louisiana. Daar kregen we de prijs ook uitgereikt - voor onze cd ‘La robe de Rosalie’. Die hadden we eerder opgestuurd.
We ziin de beste band van buiten Louisiana, maar dit is niet de popwereld. Slechts een kleine groep is weg van cajun. Onze cd’s liggen ook nauwelijks in de winkel, maar zijn te koop via onze website.
Tot mijn 14de speelde ik viool. Maar ik had een bril, een beugel en dan ook nog viool? Dat was niet stoer. Na nog te hebben gedrumd bij een hardrockband pakte ik ’m weer op. Ik ontmoette iemand uit een cajungroep. ‘What the hell is cajun?’, vroeg ik. Hij stuurde een cassette en ik was verkocht.