Zoals bekend gaat het niet goed met Hohher. Voorzover ons bekend is de productie verplaatst naar China. Toch duiken de oudjes gelukkig nog regelmatig op en niet alleen toevallig als het leuk is voor een plaatje in de pers, zoals met de foto van een Duitse politicus.
Dit konden we contateren tijdens onze vakantie op de Kaiserstuhl (een wijngebied van vulkanische oorsprong, gelegen langs de Rijn tussen de Vogezen en het Zwarte Woud). De boer die ons onderdak verleende, bleek op de feestavond een combo te vormen met een bassist, een drummer en een harmonicaspeler. Zijn Hohner had aan de baskant 12 bassen, die in rijen van 3 waren gegroepeerd (i.t.t. tot de rijen van 2, die je meestaal ziet). Uiteraard werd er heimatrepertoire gespeeld.
In het Zwarte Woud verging het ons niet anders. Toen we de Parigi tevoorschijn hadden gehaald, werden we even later onthaald op het geluid van een Hohner Club IIIB vanuit het traditioneel gebouwde huis aan de overkant van ‘onze’ boerderij.
De bespeler van dit instrument was zo onder de indruk van ons repertoir, dat hij zijn 2,5-rijer graag een weekje aan ons uitleende.
Waarschijnlijk was het instrument afgestemd op het ‘koperwerk’, de vele blaasmuziek in de regio. Dus waarschijnlijk een Bes/Es-stemming. Wat bij een C/F een ‘duwende‘ Bes/bes-combintatie zou zijn geweest (dus bij Bes/Es dus Gis/gis) was hier een accoord, dat ik in de korte tijd dat ik hier was niet thuis kon brengen. Het leek helemaal buiten het stramien te vallen van wat je normaliter zou verwachten.
Alhoewel het instrument lichtelijk ontstemd was, ging het spelen ons toch goed af. Wat normaliter een gedraaide 5 is, bleek hier een gleichton, die zowel duwend als trekkend hetzelfde geluid voortbrengt. Daardoor klonk het niet gauw echt verkeerd.
Het was een genot eens een driekorig instrument in de handen te hebben: de deunen klonken ineens een stuk voller. Het was bovendien goed te horen, dat hier sprake was van een deugdelijke oude Hohner-kwaliteit.